DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
10-14 Onderwijs. De brug tussen basis- en voortgezet onderwijs
In het politieke debat over het verkleinen van de kansenongelijkheid pleiten woordvoerders van verschillende politieke partijen voor de herinvoering van de brede brugklas, die in de afgelopen jaren steeds meer uit het voortgezet onderwijs is verdwenen. Scholen zelf zoeken naar creatievere oplossingen, bijvoorbeeld in de vorm van 10-14 Onderwijs. Dit is onderwijs speciaal voor tien tot veertienjarigen, waarbij basisscholen en het voortgezet onderwijs werken aan maximale aansluiting en ineenvlechting van hun onderwijs. Margareth Arnts (www.mapdadvies.nl ) is als adviseur bij een aantal van dit type initiatieven betrokken. DNM zocht haar op.
Is er veel belangstelling voor 10-14 Onderwijs en waar komt die vandaan?
Margareth Arnts: “Jazeker. Zo namen bijna 200 bestuurders en directeuren uit het basis- en voortgezet onderwijs op 7 april jl. deel aan een conferentie over 10-14 Onderwijs, georganiseerd door de Kwartiermakers 10-14 Onderwijs en KPC Groep. Thema van de dag was de vraag op welke manier kinderen in de puberteit zich ontwikkelen en op welke wijze het onderwijs daarop kan aansluiten. Het onderwijs merkt dat het nodig is meer rekening te houden met verschillen tussen leerlingen, die juist groot zijn als leerlingen tussen de 10 en 14 jaar oud zijn. Jelle Jolles, neuropsycholoog en universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, lichtte dat op de conferentie nog eens toe: sommige leerlingen maken in hun neuropsychologische rijping een snelle start en komen daarna in een rustiger fase. Anderen komen juist wat trager op gang om daarna een sprintje te trekken. Maar in tegenstelling tot de situatie in veel andere landen is het in Nederland zo dat alle kinderen op 11-/12-jarige leeftijd de overstap moeten maken van basis- naar voortgezet onderwijs. Terwijl ze dus nog lang niet allemaal zover zijn of soms al éerder zover waren. Uit een onderzoek van Marie-Christine Opdenakker, onderwijskundige aan de Rijksuniversiteit van Groningen naar de gevolgen van vroege selectie van kinderen, blijkt ook dat het aan te bevelen is om leerlingen pas op hun veertiende of vijftiende jaar in hun vervolgtraject vmbo, have of vwo te plaatsen. Dat voorkomt uitval, afstroom en teleurstelling. Dit besef begint meer en meer door te dringen in het onderwijs.”
Wat gaat er nu niet goed in de aansluiting?
“De afgelopen tijd heb ik voor een aantal scholen voor voortgezet onderwijs onderzoek mogen uitvoeren naar doorslaggevende motieven van ouders en leerlingen voor de keuze van de vervolgschool. Het onderzoek is uitgevoerd onder basisscholen, omdat die, enerzijds met afstand en anderzijds in directe betrokkenheid met hun leerlingen, goed kunnen aangeven hoe hun (ex)leerlingen de vervolgscholen ervaren. Leerkrachten van groep zeven en acht van basisscholen gaven in het onderzoek aan dat zij nogal eens teleurgesteld zijn over de wijze waarop het voortgezet onderwijs hun leerling overneemt. Uitgebreide leerlingvolgsystemen en verslaglegging zouden de opmaat en de basis moeten zijn voor het vervolghandelen van de docenten in de brugklas. Maar het onderwijssysteem daar is gebaseerd op vakleraren, op 50-minutenroosters en op de verantwoordelijkheid over gemiddeld zo’n 150 leerlingen. Dit zorgt ervoor dat leerlingen snel deel uitmaken van het systeem, in plaats van dat zij deel blijven uitmaken van zichzelf. Hierdoor belanden nogal wat leerlingen tussen wal en schip. Directeuren en leerkrachten van basisscholen gaven in het onderzoek ook aan dat er een kloof ervaren wordt door de verschillen in pedagogisch en didactisch handelen. In het basisonderwijs wordt er met veel energie gewerkt aan het vergroten van het zelfstandig leren en het reflecteren op het eigen leer- en ontwikkelproces, terwijl in het voortgezet onderwijs die zelfredzaamheid lang niet door alle docenten wordt gewaardeerd. Daarnaast ontbreekt het beeld van de mogelijkheden en de verwachtingen van de leerlingen, laat staan dat daar op geanticipeerd kan worden. Toen ik de onderzoeksresultaten terugkoppelde, werkte dat als een eyeopener. De vraag die vervolgens voor de hand lag, was: hoe kunnen wij samen de verschillen overbruggen en meer aansluiten bij de leerlingen? Dan kom je bijvoorbeeld uit bij 10-14 Onderwijs.”
Wat biedt 10-14 Onderwijs?
“10 -14 Onderwijs heeft de intentie om aan te sluiten op de verschillen tussen leerlingen. Vier jaar lang krijgen leerlingen in de leeftijd van tien tot veertien jaar de tijd om versneld, vertraagd, verdiept en aansluitend op de eigen capaciteiten en kwaliteiten, die belangrijke overstap van bovenbouw basisonderwijs naar profielkeuze voortgezet onderwijs te maken. Dit omdat niet ieder kind zich in gelijke tred ontwikkelt en leerlingen de kans moeten krijgen om hun talenten te ontplooien. De doelstelling van 10-14 Onderwijs is dat er meer ruimte komt voor persoonlijke groei en ontplooiing en leerlingen meer ruimte krijgen om te oefenen en te experimenteren. Zelfinzicht en feedback van ouders en leeftijdgenoten en eigen doelen stellen spelen in dit onderwijsprogramma een belangrijke rol. Op hun veertiende kunnen leerlingen dan weloverwogen en goed begeleid een bovenbouwprofiel vmbo, havo of vwo kiezen. Een profiel dat aansluit op hun belangstelling en mogelijkheden. Met dit type onderwijstrajecten vervagen de harde scheidslijnen tussen basis- en voortgezet onderwijs en worden doorlopende leerlijnen en individuele leerroutes werkelijkheid. Een initiatief om extra kansen aan kinderen te bieden, maar ook om kansengelijkheid te bevorderen.”
Hoe ontwikkelen deze onderwijsprogramma’s zich?
“Er is veel belangstelling voor de verstrengeling van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Er wordt nu hard gewerkt om ook de wettelijke kaders hiervoor van de grond te krijgen. Drempels die er zijn tussen de twee onderwijstypen liggen onder andere op het vlak van bevoegdheden, verantwoordelijkheden, financieringen, inspectie-eisen. Allemaal (redelijk) oplosbaar, volgens bestuurders van reeds lopende initiatieven zoals het Tienercollege in Gorinchem, Spring High in Amsterdam en De Leeronderneming in Ridderkerk. Het elkaar beter leren kennen, de intentie om samen goed te kijken naar de mogelijkheden van leerlingen en samen te willen zoeken naar op elkaar afgestemde didactiek, zijn de opgaven waar de samenwerkende scholen voor staan.”
Wat is de basis om te komen tot een goede aansluiting PO en VO?
“Een goede basis is een gezamenlijke visie en drive. Het gaat om het samen beantwoorden van de vraag naar het Why? De scholen moeten ervan overtuigd zijn dat zij door samenwerking en door het centraal willen stellen van de ontwikkeling van hun leerlingen meerwaarde aan hun leerlingen kunnen bieden. Wanneer dit inzicht aanwezig is, is het vooral een traject van het samen zoeken naar het hoe: hoe kunnen wij in onze regio met onze professionals de visie vertalen naar concrete inhouden en werkwijzen?”
Wat zijn je ervaringen in de begeleiding van de weg ernaar toe?
“Steeds meer scholen voor basis- en voortgezet onderwijs staan er voor open om samen hun leerlingen te stimuleren en te prikkelen en hen in hun groeiproces te begeleiden. Met een aantal scholen ben ik op weg. Centraal in dit proces staat het samen nadenken over hoe kinderen leren, waar leerlingen enthousiast van worden en hoe je dat samen kunt begeleiden en organiseren. Een mooi aanknopingspunt is teruggaan naar de eigen pubertijd en beseffen hoe je eigen leer- en ontwikkelingsroute is verlopen. En hoe je je het al terugkijkend indertijd gedroomd had. De leerlingen van vandaag de dag hebben ook allemaal dromen. En daar zetten we nu met de scholen pootjes onder. De tijd is er rijp voor en de digitale ontwikkelingen maken veel mogelijk.”
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem