DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
De Droomfabriek
Leestip
Anneke Westerhuis, onderzoeker bij ECBO en redacteur van DNMDNM is, zoals pregnant op de website staat, een vakblad over onderwijs en leiderschap. Daarin verwacht je geen recensie van een roman. Ook niet van een roman als Gerwin van der Werf’s De droomfabriek over een beginnende leraar die het al na betrekkelijk korte tijd voor gezien houdt. Op het internet zijn immers legio verhalen te vinden van startende leraren die alweer snel de handdoek in de ring gooien. Een onderzoek, gepubliceerd op de Kennisrotonde heeft berekend dat van de jonge beginnende leraren na vijf jaar ongeveer een derde uitvalt. Slechts een klein deel, niet meer dan drie procent, blijft in het onderwijs. De belangrijkste reden om te stoppen is terug te voeren op persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld persoonlijke problemen of gezondheidsproblemen. Gevolgd door kenmerken van het beroep zoals werkdruk, (emotionele) stress en het lage salaris, en kenmerken van de school, zoals onduidelijke verwachtingen, ontbreken van doorgroeimogelijkheden en gebrekkige communicatie, weinig steun en feedback, en het gevoel er alleen voor te staan.
De Droomfabriek kun je lezen als het verhaal achter de statistieken: het verhaal van Van der Werf’s onderwijservaringen als vmbo-leraar. Maar is ook veel meer. Na een clichématig begin, oud-gymnasiaste, afgestudeerd in de wiskunde en afkomstig uit een welgesteld milieu (‘het kakkerparadijs’), ervaart een cultuurshock als docent wiskunde op een vmbo-school in een arme wijk (‘de overkant van het kanaal’), ontvouwt zich een drama waarin zowel de hoofdpersoon, docent Josie Cruquius, als de leerlingen van klas 3A de last van hun opvoeding meedragen. Wat Van der werf daarmee lijkt te willen zeggen is dat probleemouders in alle lagen van de bevolking te vinden zijn - aan beide zijden van het kanaal - , evenals naar liefde hunkerende kinderen.
Onmacht
Maar wat ik het meest aangrijpend vind, is de manier waarop Van der Werf de onmacht én de opdracht van het onderwijs beschrijft. Naast beginnende leraren, schetst De Droomfabriek hoe ook ervaren leraren het geloof in hun opvoedkundige werk verliezen, dan wel daar tegen beter weten in aan vasthouden terwijl het management zelfbenoemde goeroes inhuurt om docenten ‘in hun kracht te zetten’, blind voor de steeds groter wordende kloof tussen de schoolwereld en de belevingswereld van de leerlingen. Zoals een van de hoofpersonen het verwoordt:
Zo’n kind sleept zich van de ene les naar de andere, zes of zeven uur per dag, en in ieder lokaal staat weer een andere stoethaspel hun te vertellen wat ze moeten doen. Ze hebben hun zelfbeeld allang aangepast aan de status van deze school (…). Waarom zouden ze wiskunde leren? Als ze uit de shit willen komen, dan moeten ze aan de overkant van het kanaal zien te komen. En geen hond gaat ze daarbij helpen, geen hond, hun ouders niet, geen onderwijsminister, geen inspecteur, curriculumontwikkelaar of verdomde motivatiehipster gaat voor deze kinderen ooit iets regelen! Weet je wat die allemaal zeggen? ‘Ach die kinderen zijn zo goed met hun handen!’. En dan zalven ze over hoe belangrijk dat is, dat er mensen bestaan die goed met hun handen zijn. Wat een bullshit! De helft van de kinderen hier is helemaal niet goed met hun handen! Die laten een stoeptegel op hun eigen voet flikkeren! Waar het om gaat is dat die kinderen donders goed weten dat ze nooit kunnen rekenen op hulp van buitenaf. (216)
Dit is de onmacht, aan de andere kant staat de opdracht. De titel van het boek, De Droomfabriek, is niet gekozen om het onderwijs een ironische trap na te geven. Ondanks alle onmacht blijft de auteur geloven in de opvoedkundige opdracht van het onderwijs. In een interview in dagblad Trouw (8 september 2022) zegt hij dat leerlingen ook afhaken als ze niet gezien worden:
Dat is wat leerlingen doen bij hun leraren: ze leggen hun dromen voor ze neer. Ik zie het in de dagelijkse praktijk: kinderen willen iets met muziek, sommigen willen erin verder. Als jij dat niet opmerkt, omdat je met je hoofd ergens anders bent zonder kwaaie bedoelingen, dan kunnen ze zich al terugtrekken. Dan weten ze: ik moet mijn dromen hier niet neerleggen, want ze worden niet gezien, er wordt overheen gelopen. Dat is heel kwetsbaar.
Sleutelmacht
In eerste instantie dacht ik dat we met De Droomfabriek wel in een heel andere wereld terecht zijn gekomen dan die van Theo Thijssens De Gelukkige Klas, bijna 100 jaar geleden gepubliceerd. De tijden zijn inderdaad veranderd: de toon is ruwer, scenes zijn explicieter en het loopt niet goed af met de lerares. Maar evenals Thijssen weet Van der Werf zich te verplaatsen in de belevingswereld van kinderen en onderkent hij het belang van de vertrouwensband tussen leerlingen en leraar - soms hun enige aanknopingspunt om van dromen werkelijkheid te maken. En evenals Thijssen heeft Van der Werf vertrouwen in het onderwijs, waarin evenals in fictie alles mogelijk is. Tenminste, als we kinderen een kans geven, en een tweede, en een derde…
De crux zit in dat woordje ‘als’. Van Philip Idenburg (1901-1995) is de term De sleutelmacht der school afkomstig. Onderwijs is de sleutel tot maatschappelijke stijging, tot maatschappelijk succes. In zijn eigen woorden: ‘het onderwijs heeft de taak van de beheersing der maatschappelijke opstijging op zich genomen’. Een twijfelachtige eer. Al in 1958 voorzag Idenburg dat het onderwijs voor de moeilijke, zo niet onmogelijke taak staat om selectie en opvoeding te verenigen. Selecteren staat immers haaks op opvoeden. In het selectieperspectief zijn iemands talenten aan de hand van CITO-toetsen en schooladviezen te determineren en is het de kunst van het onderwijs om zo valide mogelijke te selecteren. Bovendien, hoe eerder talenten in beeld zijn, des te sneller een passende onderwijsroute uitgezet kan worden. In het opvoedingsperspectief is ruimte voor zoeken en het ontdekken van talenten. Mits goed begeleid is iedere leerling in vrijheid en openheid - in de woorden van Idenburg - in staat tot een zekere mate van zelfbepaling. Krijgen leerlingen de gelegenheid om zich bewust te worden van hun dromen, ook als ze er langer naar moeten zoeken, en hebben leraren de ruimte hen daarbij te helpen.
De tragiek van het huidige onderwijs is dat het stelsel steeds beter is geworden in het selecteren en het laten aansluiten van onderwijsroutes. De titel van een studie van het mbo van de hand van Sjoerd Karsten parafraserend: de hoofdstroom in de Nederlandse onderwijsdelta is inmiddels behoorlijk gekanaliseerd. De ruimte voor docenten om leerlingen in hun dromen te begeleiden is daardoor steeds kleiner geworden. In De Droomfabriek maakt Gerwin van der Werf deze spanning op een aangrijpende manier zichtbaar.
Gerwin van der Werf (2022) De Droomfabriek. Uitgeverij Atlas Contact.
Anneke Westerhuis
Senior onderzoeker bij ECBO en redacteur van DNM
anneke.waterhuis@ecbo.nl
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem