DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Geworstel in de polder
Redactioneel
Puk Witte, adviseur bij Sardes en redacteur van DNMHet themadeel van onze komende DNM uitgave gaat over toetsen. Een onderwerp dat zich momenteel kan verheugen over de aandacht dat het krijgt. Met name de druk die leerlingen ervaren door de toetsen is reden voor bijvoorbeeld Lisa Westerveld van GroenLinks om kamervragen te stellen over de toetsen. Geen gekke vragen: ook ik heb zorgen over de oefen-cito’s, de cito-trainingen en de druk die kinderen ervaren. Maar zijn toetsen hier nu werkelijk de schuldigen?
Verschillende toetsdeskundigen, die we ook in de komende DNM-uitgave aanhalen, kunnen uitleggen dat er zeker haken en ogen zitten aan de methodes van veel toetsen. Maar los daarvan: is het nou werkelijk zo schadelijk om leerlingen een paar keer per jaar een toets af te nemen? Of is er eigenlijk wat anders aan de hand? Zit de oorzaak misschien in heel andere dingen? Maken de volwassenen de druk te groot, omdat zij al weten dat afhankelijk van de prestaties er later verschillen zijn in salaris, arbeidsomstandigheden en maatschappelijke status? En wat te denken van het maakbaarheidsideaal en de waarde die we hechten aan prestatie en succes? Zijn de door leerlingen ervaren druk en stress rondom de toetsen niet vooral een gevolg daarvan? De vraag stellen is hem beantwoorden. Het reduceren van het aantal toetsen en aan banden leggen van de bijlessector lijkt me dan enkel symptoombestrijding.
Een andere vraag is of de ervaren stress wel met deze paar wettelijke toetsen te maken heeft of misschien meer met die vele andere toetsen die scholen afnemen. En dan komen we aan de ruimte die onderwijsorganisaties hebben om hun onderwijs in te richten. We zien scholen en besturen die deze ruimte benutten om te werken aan andere manieren van toetsen. Zo is er in het veld, mede dankzij onze gastredacteur van de komende DNM Dominique Sluijsmans, veel aandacht voor formatief handelen. In die komende uitgave laten we twee teams uit po resp. vo aan het woord over hun zoektocht naar andere manieren van toetsen en hoe ze daaraan werken. Dat blijkt overigens in de praktijk niet altijd eenvoudig te zijn, zo merkte ik ook in mijn eigen omgeving.
Op wat nu de middelbare school van mijn zoon is, dachten ze het een paar jaar geleden anders te doen. De cijfers werden in de eerste twee leerjaren van het vwo vervangen door een grofmazige letterbeoordeling. Beoordelingen met name bedoeld om leerling en leraar inzicht te geven in waar de leerling staat in het leerproces. Deze werden dan ook niet gepubliceerd in het leerlingvolgsysteem. Voor mij was het destijds bij de schoolkeuze een groot pluspunt: nog twee jaar geen gedoe over ‘de 5,4 die opgehaald moet worden’ en ander bekend cijfer-geneuzel. Gewoon drie keer per jaar een rapport met per vak de terugkoppeling of kindlief op het juiste spoor zit en waar eventueel verbetering nodig of gewenst is. Maar er waren ook ouders die deze onderwijskundige keuze van de school niet op het netvlies hadden toen zij en hun kind voor de school kozen. Zij klaagden over het gebrek aan informatie in Magister. Deze brede scholengemeenschap heeft moeite om voldoende vwo-leerlingen te trekken en zwichtte voor de druk vanuit de ouders. Of positiever geformuleerd: de school luisterde naar de stem van de ouder. Maar of dit nu de wenselijke manier is om de ouder te betrekken?
Wie gaat er nu over?
Dit brengt me op de titel van dit redactioneel: ‘geworstel in de polder’. Bij veel onderwijs-thema’s (denk aan het lerarentekort, passend onderwijs, toetsstress en een mobieltjesverbod), vraag ik me vaak af: wie gaat er nu over? Van mij mogen de mobieltjes de klas, en bij voorkeur ook de aula, uit. Liever gisteren dan vandaag. Maar is een wettelijk verbod nu in lijn met hoe wij de verantwoordelijkheid voor het onderwijs in Nederland hebben vormgegeven? Als intern attribuerend mens, dacht ik dat het aan mijn beperkte inzicht lag dat ik het antwoord op deze vraag niet goed kon beantwoorden. Maar in het debat van 5 april over passend onderwijs stelde D66 dezelfde vraag en voelde ik mij plots gesteund. Zo dom was de vraag kennelijk niet, temeer waar minister Wiersma het antwoord schuldig moest blijven. Binnen enkele weken zou hij met een brief komen, maar vooruitlopend daarop is tijdens het debat al wel besloten dat leraren en ouders aan de slag gaan met het opstellen van de nieuwe landelijke norm voor de basisondersteuning, omdat anderen er niet uitkwamen. Hoe sympathiek het ook klinkt, de logica ontgaat me. Het onderwijs lijkt hiermee in handen van degene die toevallig aan de beurt is om het te proberen. Er gaat veel tijd verloren met dit geworstel in de polder en het democratisch gehalte is soms ook twijfelachtig.
Ik word soms moedeloos van de onduidelijke onderwijspolder. Allereerst omdat het het debat over onderwijs niet ten goede komt. Leraren, ouders, leerlingen, voelen zich niet voldoende gehoord. Bestuurders moeten het vaak ontgelden, zonder onderscheid des persoons. Er is veel aandacht voor welke (organisaties van) ouders, leerlingen, leraren, schoolleider en bestuurders aan de gesprekstafel zitten, mogen wandelen met Wiersma of mee mogen met een studiereis van OCW. En vooral voor wie dat niet mogen en of dat terecht is. Deze vragen deel ik, want zo democratisch en logisch is de polder lang niet altijd. Maar het probleem is dat het leidt tot een felheid in het publieke debat met vooral veel verwijten en stevige stellingname tussen verschillende belanghebbenden, waardoor er geen ruimte meer lijkt te zijn om te luisteren naar elkaar en een echt gesprek te voeren over de inhoud.
Dat brengt me op de tweede oorzaak van mijn moedeloosheid. Het ontbreken van duidelijke sturing lijkt de bron te zijn van veel problemen in het onderwijs. En bovendien de voornaamste reden dat we daar geen echte oplossingen voor vinden. Immers: ‘allen verantwoordelijk, niemand verantwoordelijk’. Als niemand echt de verantwoordelijkheid neemt, dan blijven we aanmodderen. En de leerlingen zijn daar de dupe van. Die hebben geen leraren, doordat niemand de verantwoordelijkheid neemt om het lerarentekort echt aan te pakken. Die leren te weinig, omdat we maar zelden echt ingrijpen als een school er een potje van maakt. Die krijgen geen passend onderwijsaanbod, omdat onvoldoende helder is wat we van de scholen op dit vlak verwachten. En die ervaren stress van toetsen, omdat we niet goed weten wie er aan zet is om de echte oorzaken van dat probleem aan te pakken.
En toch: doet het me dan deugt dat Wiersma een knuppel in het hoenderhok heeft gegooid door te stellen dat hij meer vanuit Den Haag wil gaan sturen? Ja en nee. Deze sturing lijkt me wenselijk, maar is enkel gerechtvaardigd na een duidelijke herijking van het onderwijslandschap, met duidelijkheid over de zeggenschap van Den Haag, maar ook over de rollen, taken en verantwoordelijkheden voor de leraren en de rest van ‘de polder’. Dit vraagt bovendien om een heldere visie op onderwijs van de verschillende politieke partijen, die zij in hun (verkiezings)programma’s inzichtelijk maken voor de kiezer. Waarbij ik dan natuurlijk ook nog wel een mening heb over wat er dan in die partijprogramma’s zou moeten staan. Maar dat geldt waarschijnlijk ook voor u.
Puk Witte
Adviseur bij Sardes en redactielid DNM
p.witte@sardes.nl
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem