DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Intersectoraal samenwerken: onderwijs in een nieuwe fase?
Beschouwing
Hartger Wassink, zelfstandig adviseurEen van grootste veranderingen in het onderwijs van de afgelopen decennia is vrijwel geruisloos verlopen. Zonder dat het groot in de krant heeft gestaan, werken inmiddels vrijwel alle besturen voor primair onderwijs samen met een kinderopvangorganisatie. En steeds meer basisscholen heten geen ‘school’ meer, maar ‘kindcentrum’. Een aanvullende stap is onlangs gezet door de Hogeschool Utrecht, die een gecombineerde opleiding pedagogiek en pabo ontwikkeld heeft.
Je kunt die ontwikkelingen afdoen als armoede: personeelstekorten en krimp maken dat het onderwijs zijn kerntaak laat verwateren. Of vanuit onwenselijke marktwerking: ouders vinden de dagarrangementen bijzonder handig, vooral als er ook in de schoolvakanties een oplossing wordt geboden voor hun loslopende kinderen. Ze zijn graag bereid daarvoor extra te betalen en volgens sommigen wordt de ongelijkheid daarmee vergroot.
Maar als je beter kijkt, zie je dat deze ontwikkelingen meestal ontstaan vanuit een inhoudelijke drijfveer. In krimpgebieden gaat het om het leefbaar houden van kleine kernen. In sociaal zwakkere wijken in steden gaat het om het versterken van een doorlopende ontwikkelingslijn, en het voorkomen van vroegtijdige achterstanden. Zo komen steeds vaker onderwijs, opvang, zorg en wijkondersteuning samen in één gebouw.
Ik geef deze ontwikkeling als voorbeeld, omdat het een van de beste voorbeelden is, hoe maatschappelijke ontwikkelingen een impuls geven aan intersectorale samenwerking. In sectoren buiten het onderwijs zie je het misschien nog wel sterker. In de zorg, welzijn, woningcorporaties: steeds vaker wordt over de grenzen van de eigen sector heen gekeken om samen de grote vraagstukken aan te pakken. In vrijwel alle gevallen worden die initiatieven genomen omdat de organisaties de ervaring hebben dat ze niet langer afzonderlijk in staat zijn om met de veranderende ontwikkelingen in de maatschappij om te gaan.
Want dat dat er wat verandert in de maatschappij, is wel duidelijk, ook in het onderwijs. Alleen wordt dat, in mijn ervaring, in het onderwijs tot nu toe nog vooral als onwenselijk ervaren. Iedereen legt alles maar op het bordje van de school neer, en scholen hebben het al zo moeilijk. Maar ik zou dat om willen draaien: hoe kan het, dat er al zo lang zo’n beroep op het onderwijs wordt gedaan om mee te gaan met veranderende opvattingen over wat een goede samenleving en bijbehorend goed onderwijs is, zonder dat dit tot wezenlijk andere vormen van inrichting van het onderwijs leidt?
Met uitzondering van de kindcentra dus: daar zie je dat de veranderende opvattingen wel degelijk tot nieuwe arrangementen kunnen leiden. Zeker, er zijn nogal wat obstakels, vanwege de verschillende cao's en financiële stromen, maar de voordelen blijken in de meeste gevallen groter dan de nadelen. Scholen en kinderopvang zien een nieuw, gezamenlijk hoger doel, dat te maken heeft met het tegengaan van ongelijke kansen, het vergroten van leefbaarheid, maar ook met inclusief onderwijs. Vanuit die achterliggende ‘bedoeling’ zijn ze in staat hun individuele doelen en werkwijzen tijdelijk even aan de kant te zetten, en over de grenzen van hun eigen sector heen te zoeken naar nieuwe vormen.
Omslag
De grote omslag die we voor succesvolle intersectorale samenwerking in het onderwijs moeten maken, is dat we samenwerking tussen sectoren niet langer zien als een afgebakende contractuele uitwisseling van diensten. Maar dat we oog hebben voor de wederzijdse afhankelijkheden die ontstaan, en waar de exacte bijdrage van de iedere deelnemende organisaties aan het uiteindelijke 'resultaat' niet meer te ontwaren is. Dat is spannend, omdat je die wederzijdse afhankelijkheid niet zomaar kunt stoppen.
Het is ook spannend, omdat je vanuit bestuurlijk perspectief niet meer kunt invullen hoe dat resultaat er uit zou moeten zien. Het vraagt veel meer van de creativiteit, deskundigheid en verantwoordelijkheid van de professionals. Om die reden slaagt het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken alleen, als we weten vorm te geven aan de dubbele beweging van externe ketenintegratie en professionele zelfsturing. Dat vraagt van bestuurders en leidinggevenden dat ze steeds opnieuw die ‘bedoeling’, het hogere, omvattende doel naar voren brengen. En dat ze waar mogelijk ervoor zorgen dat bestaande schotten en regelgeving geen obstakel vormen voor professionals om aan die bedoeling te werken. Dat is de ketenintegratie.
Van professionals vraagt het dat ze op de werkvloer, samen met de professionals uit andere sectoren, steeds nieuwe vormen vinden om te werken aan die bedoeling. Professionals zitten het dichtst bij de leerlingen, de kinderen en jongeren die zich ontwikkelen, en de context waarin ze dat geacht worden te doen. Dus zien zij ook het best en het snelst wat voor de hand liggende oplossingen zijn. Ook al passen die nu nog niet binnen bestaande kaders. En ook al vraagt het van je, opnieuw te kijken naar wat de kern van je werk eigenlijk is. Dat is professionele zelfsturing.
Bovenal vraagt het, dat bestuurders, leidinggevenden én professionals in staat zijn hierover in dialoog te zijn met die omgeving. Wat verwachten ouders, overheid en andere belanghebbenden? Hoe kan onderwijs er óók uitzien, behalve de manieren zoals we dat altijd al deden? Hoe kunnen we als organisatie(s) laten zien dat we proberen om daar invulling aan te geven?
Dit alles vraagt des te meer dat je je bewust bent van wat je toegevoegde waarde is. Wat je bestaansrecht is als onderwijsorganisatie. Intersectorale samenwerking is zo bezien geen verwatering van het onderwijs, maar juist een kans, om nog scherper te krijgen wat goed onderwijs eigenlijk is.
Hartger Wassink
Zelfstandig adviseur (bestuur, leiderschap, toezicht)
post@hartgerwassink.nl
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem