DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Kansengelijkheid een kwestie van tijd
Leestip
Puk Witte, adviseur bij Sardes en redacteur van DNMOnderwijstijd doet ertoe en is een schaars goed. Toch is de vraag hoe bewust scholen omgaan met de beschikbare tijd, (ook) als het gaat om het werken aan kansengelijkheid. In haar boek ‘Kansengelijkheid, een kwestie van tijd' ontleedt Marjolein Ploegman een breed palet van aspecten rondom onderwijstijd in het primair onderwijs in relatie tot kansengelijkheid. Een zeer toegankelijk en helder boek met veel ‘eye-openers’ en praktische relevantie voor scholen. En hoewel dus bedoeld voor het primair onderwijs kan het boek ook inzicht geven aan lezers uit het voortgezet onderwijs, als zij tenminste bereid zijn af en toe een vertaling te maken naar de eigen situatie.
Ploegman start met een hoofdstuk over de noodzaak van gelijkere kansen. Een hoofdstuk van welgeteld één bladzijde. Nu was ik al overtuigd van deze noodzaak, dus voor mij was het voldoende. Maar deze ene bladzijde doet wat weinig recht aan de complexiteit van het onderwerp en had beter uitgebreid of weggelaten kunnen worden. Het hoofdstukje gaat daarnaast ook nog eens vooral over de noodzaak voor het vergroten van kansen waar die niet vanzelfsprekend zijn (waar vrijwel niemand tegen zal zijn) in plaats van over gelijkere kansen. Juist dat laatste brengt de nodige dilemma’s met zich mee en die dilemma’s zijn nou juist waar dit boek over gaat. Maar laten we hier, net als de auteur, niet te lang bij stilstaan. Dat doen we het boek tekort.
Na het dus wat beknopte eerste hoofdstuk volgen nog twee hoofdstukken met een inleidend karakter. Inleidend, maar meteen wel pakkend vanwege interessante kwesties rondom onderwijstijd. Met name het besef dat internationale vergelijkingen ten aanzien van onderwijstijd enkel zin hebben als we ook kijken naar het informele onderwijsaanbod en het gebruik en de toegankelijkheid daarvan. Na het wegbezuinigen van onder andere de muziekscholen in Nederland, een opmerking die we ons moeten aantrekken! Daarnaast in dit deel van het boek de disclaimer dat niet alle aspecten van kansengelijkheid zijn op te lossen met het bewuster en anders omgaan met onderwijstijd, maar wel een deel. En daarover gaat het boek.
De hoofdstukken vier tot en met elf gaan over de keuzes over de besteding van onderwijstijd die scholen (vaak onbewust) maken en de gevolgen daarvan voor kansengelijkheid. Ploegman doet dat heel gestructureerd: in elk hoofdstuk behandelt ze een onderwerp, bijvoorbeeld de onderwijsvisie, het curriculum, toetsing en ouderbetrokkenheid. Ze kijkt naar wat er rondom dit onderwerp moet vanuit wet- en regelgeving, waarbij ze regelmatig ook een historisch perspectief geeft. Een historie die ons leert dat we tegenwoordig wel erg veel willen in weinig tijd en dat die beperkte tijd niet per se is gestoeld op wat we weten over de ontwikkeling van kinderen. Ook weer een pijnlijke constatering. Vervolgens beschrijft ze welke keuzes er voor de scholen zijn en wat we weten over de effecten van de keuzes op kansengelijkheid. Ze eindigt elk hoofdstuk met een paar kritische vragen aan de lezer over de eigen praktijk. Vragen die waarschijnlijk nogal confronterend zijn wanneer een school weinig bewust met de inzet van onderwijstijd omgaat.
Krijgen leerlingen dezelfde hoeveelheid onderwijstijd?
Een hoofdstuk dat mij het meest aan het denken zette, was het vijfde hoofdstuk over de vraag of alle kinderen dezelfde hoeveelheid onderwijstijd krijgen. De vraag is wat de wetgever heeft bedoeld met de zin dat “de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7.520 uren onderwijs ontvangen”: moet de basisschool dit minimum aanbieden of moeten leerlingen deze uren ook daadwerkelijk ‘gebruiken’? Een antwoord hierop lijkt er niet te zijn, terwijl het verschil tussen deze twee aanzienlijk is. Ploeg behandelt het verschil van een vroege leerling (in haar voorbeeld jarig in maart) en een late leerling (in het voorbeeld jarig in november): het verschil in genoten onderwijstijd is in het beschreven voorbeeld ruim 500 uur. Een enorm verschil, terwijl de leerlingen wel geacht worden in hun onderwijstijd dezelfde stof tot zich te nemen. Waarbij de late leerling hier overigens het minimum van 7.520 uren aan tijd niet eens voor krijgt.
Een ander aspect dat in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt is het gevolg van (ziekte)verzuim op de onderwijstijd. Kinderen die verzuimen, moeten doorgaans na terugkeer op school binnen de gewone lestijd de gemiste lesstof inhalen. In minder tijd dus, ten koste van een ander deel van het lesaanbod. Tot deze reparatie een feit is, bestaat het risico dat leerlingen maar beperkt van het groepsaanbod profiteren, waardoor de onderwijsvertraging dus nog toeneemt na het verzuim. Eventuele extra begeleiding van een leraar na terugkomst is bovendien vaak afhankelijk van de bereidwilligheid van de leraar en niet van een vaste afspraak hierover. Bijvoorbeeld kinderen met moeilijker verstaanbaar gedrag of frequente verzuimers blijken hiervan vaak de dupe. Hoe eerlijk is dat? Zeker als we bedenken dat leerlingen uit kansarmere milieus over het algemeen meer verzuimen en juist hun ontwikkeling stagneert wanneer school wegvalt. Eén van de vragen ter afsluiting van dit hoofdstuk luidt: “Heeft jouw school een verzuimbeleid? Is hierin opgenomen welke hulp leerlingen kunnen verwachten van de leraar of de school als ze onderwijs hebben gemist vanwege verzuim? Worden leerlingen hierin gelijk of ongelijk behandeld?” Ik ben benieuwd hoeveel scholen naar eer en geweten deze vraag met ‘ja’ kunnen beantwoorden.
Maar dit is slechts één van de vele voorbeelden uit het boek die mij als lezer aan het denken zette. Dat het heroverwegen van keuzes rondom onderwijs niet altijd eenvoudig is, erkent Ploegman. Ze geeft in de laatste twee hoofdstukken daarom praktische voorbeelden en handvatten. De beschreven voorbeelden roepen bij mij wel vragen op over de uitvoering. Ik hoop echter dat die voor lezers geen belemmering zijn om aan de slag te gaan met de vragen die Ploegman in het boek stelt en te zoeken naar werkbare praktijken die bijdragen aan kansengelijkheid. Want uiteindelijk is dat de belangrijkste boodschap van Ploegman: ga beredeneerd om met de beschikbare tijd. Een euro kun je maar één keer uitgeven, een lesuur kun je maar één keer benutten. Dan is het gek dat we voor het financiële budget elk jaar een gedetailleerde begroting maken, terwijl we met de beschikbare tijd vaak maar slordig omgaan.
Marjolein Ploegman (2023). Kansengelijkheid een kwestie van tijd. Hoe keuzes kansen vergroten. Helmond: Uitgeverij OMJS
Puk Witte
Adviseur bij Sardes en redacteur van DNM
p.witte@sardes.nl
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem