DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Lezers (her)lazen ook ...
Recognizing Public Value
Mark H. Moore, Recognizing Public Value, Harvard University Press, 2013
Ook publieke organisaties moeten verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun prestaties, op de waarde die ze creëren. In Recognizing Public Value, presenteert Mark Moore een methode voor publieke organisaties om hun (toegevoegde) waarde te meten.
Waar private ondernemers in de kern kunnen sturen op financiële waarde en klanttevredenheid, is de sturing bij publieke organisaties veel complexer. Waarde die wordt - of moet worden - geproduceerd door publieke instanties is niet alleen in geld uit te drukken. Denk aan sociale en/of maatschappelijke vormen van waarde, of juridische en rechtvaardige waarde(n). Maar wat is dat dan precies voor waarde? Wie bepaalt wat die waarde is en hoe kun je die meten?
Als antwoord introduceert Moore voor publieke organisaties de “Public Value Account” (PVA), met aan de ene kant de kosten en aan de andere kant de baten – ofwel; de gecreëerde waarde. Kosten zijn voor de meeste publieke organisatie relatief eenvoudig in kaart te brengen. Welke waarden staan daar tegenover? De eerste die Moore noemt is de “mission values”: de waarde die wordt uitgedrukt in de reden van het bestaan van de organisatie. Die kun je niet intern bepalen, maar vooral in gesprek met klanten. Wie ‘de klant’ is, kan overigens behoorlijk complex zijn. Voor een school is de primaire klant niet alleen de leerling of de student: het gaat ook om ‘de arbeidsmarkt’ voor wie de school de leerling of student opleidt en in brede zin zelfs om de hele samenleving. Dit betekent dat en school regelmatig in gesprek moet gaan over de vraag welke waarde ze wil creëren voor de samenleving. Wat verwachten studenten van de school? Wat wil de arbeidsmarkt? Of de regio waar de school deel van uitmaakt?
Vervolgens kan een organisatie aan de hand van de Public Value Scorecard (PVS) nalopen of ze de vastgelegde doelen en zelfopgelegde ambities daadwerkelijk aan het realiseren is. De PVS kent vier perspectieven: het klantperspectief; het financiële perspectief, de interne processen (operationeel) en het meten van groei en het leren. De PVS bestaat uit drie onderdelen die in een driehoek staan: de PVA, de legitimiteit c.q. het draagvlak, en de operationele capaciteit van de organisatie. Om de publieke organisatie te sturen moeten deze drie onderdelen voortdurend in lijn worden gebracht, gevoed door informatie waarmee die waarde wordt gemeten en bepaald.
In de praktijk zien we dat onderwijsorganisaties vaak sturen op operationele capaciteit, bijvoorbeeld op basis van het aantal studenten bijvoorbeeld, dus hoe meer hoe liever want dat aantal bepaalt immers de omzet. Gelukkig zijn er steeds meer onderwijsorganisaties zichzelf legitimiteitsvragen stellen: wat willen we bereiken? Voor wie leiden we op? Hoe willen we ons onderscheiden? Het antwoord op deze vragen vormt vaak de basis voor een visie die een centrale rol moet spelen in de dagelijkse (sturings)praktijk. Moore gaat echter nog een stap verder. Wanneer je echt waarde wilt creëren voor de maatschappij, laat je het niet bij het beantwoorden van die vragen in een visie. Een visie is belangrijk, maar echte, meetbare waarde kan alleen intersubjectief, dus in gesprek met maatschappelijke stakeholders, worden bepaald.
Waarom is dit interessant? De huidige bekostiging van ons (hoger) onderwijs stuurt zoals gezegd op volume, op aantallen studenten, diploma’s en wetenschappelijk publicaties. Dat staat echter op gespannen voet met kwaliteit, zoals ook het onlangs verschenen advies van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI), Het stelsel op scherp gezet, bevestigt. Daarin wordt gesteld dat de positie van ons hoger onderwijs verzwakt. Sturen op volume betekent dat onderwijsinstellingen een zo breed mogelijk aanbod willen bieden om zoveel mogelijk studenten te trekken. Dit gaat ten koste van specialisatie en verdieping, ten koste van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Waar de AWTI pleit om in te zetten op scherpere profielen en daarbij te focussen op (het oplossen van) maatschappelijke problemen en vraagstukken, kan Moore helpen om de kwaliteit van het meer geprofileerde en maatschappelijk relevante onderwijs en onderzoek te meten. Bijvoorbeeld in de vorm van een continu discours met belangrijkste maatschappelijke stakeholders van de onderwijsinstelling – bij voorkeur regionale. Een discours waarin wordt gepraat over wat de waarde is die de onderwijsinstelling wil, moet en kan realiseren en op welke manier die gemeten wordt.
Op deze manier ontstaat zowel een sterke maatschappelijke verbinding tussen de instelling en de regio om waarde te creëren die alle betrokken partijen als belangrijk en relevant vinden, en wordt tegelijkertijd een instrument ontwikkeld dat het mogelijk maakt om te sturen op kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Huub Dekkers is algemeen directeur van CINOP/ecbo. Hij werkte eerder bij onder meer Price Waterhouse Coopers, de Universiteit van Tilburg en het Rotterdamse Albeda College
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem