DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Mevrouw, mag ik eerder weg?
Leestip
Tanja de Ruijter, rector en redacteur van DNMDe columns van Karin Westerbeek in het onderwijstijdschrift Didactief lees ik met plezier. Daarin schetst zij de wereld die zij als zij-instromer in het onderwijs ervaart na eerder gewerkt te hebben als onderwijsonderzoeker en onderwijsadviseur en nu nog actief te zijn als raadsadviseur bij de Onderwijsraad. De wereld die zij in haar columns schetst, geeft niet alleen een idee van de worsteling van een beginnend docent, maar biedt ook een, soms confronterende, herkenbare blik in de dagelijkse gang van zaken op een school.
Westerbeek laat in de weinige woorden van een column zien dat het leraarschap een zwaar en veelzijdig vak is dat je, in de weerbarstige alledaagse praktijk, niet zomaar onder de knie hebt en houdt. Doordat ze dit doet aan de hand van grappige, inleef- en herkenbare anekdotes die ze luchtig en liefdevol beschrijft, blijf je als lezer achter met waardering voor (startende) docenten, leerlingen, scholen en onderwijs. Wanneer je, zoals in deze bundel, een aantal columns direct achter elkaar leest, worden de rode draden in de diverse columns manifester. In deze boekbespreking komen er drie aan de orde: allereerst die van het beginnend leraarschap, daarna een over obstakels die het kunnen uitvoeren van het docentschap beletten, en tenslotte de rode draad die aantoont dat docentschap toch meer dan de moeite waard is.
Beginnend leraarschap
Dat startende docenten het zwaar hebben, is bekend. Een kwart van de startende docenten stopt binnen vijf jaar.
Westerbeek schrijft erover in de column Herfstvakantie:
Het is bijna herfstvakantie. De studieboeken zeggen dat de beginnende leraren zich vanaf het begin van het schooljaar tot aan de herfstvakantie door de lessen heen slepen, en dat ze aan het begin van de vakantie ongeveer dood neervallen. Dat herken ik wel een beetje.
Maar er staat ook dat er al lichtpuntjes zijn. Het begint al iets beter te gaan, de lessen verlopen soepeler, je krijgt als leraar het gevoel dat je grip op de zaak hebt. Dat deel herken ik nog niet. Het is nog steeds lastig en zwaar, de 26 pubers walsen over me heen. Dat moet wel anders, anders is het op den duur niet vol te houden.
En in Voortgangsgesprek
Gelukkig heb ik een gesprek gepland met mijn teamleider…Ik voel me nog steeds best alleen, niet bekwaam genoeg en overvraagd.
…. Vorig jaar kreeg ik begeleiding, nu ik mijn bevoegdheid heb niet meer. En ik merk dat een eenjarige opleiding van één dag in de week niet genoeg geweest is. Het gaat wel steeds een beetje beter, maar zo langzaam. Ik worstel nog steeds met dezelfde dingen. Ik zou zo graag nog wat begeleiding willen. Misschien een coach, of anders iemand die gewoon af en toe eens meekijkt in de klas en wat tips geeft. ‘Nee sorry, daar kunnen we niet aan beginnen qua budget.’
Tweede punt. Ik maak zo ontzettend veel uren. De voorbereiding kost idioot veel tijd. Ik krijg het niet teruggeschroefd. Ik weet dat jullie daar weinig in kunnen betekenen, maar heb je misschien een tip?
… de conclusie formuleert hij zelf; ‘Je hebt eigenlijk nog 48 uren over voor taken.’ Dat ik die taken niet hoef in te vullen is blijkbaar uit coulance. Maar dat ik het druk heb is formeel uitgesloten zegt Excel.
Obstakels
Een tweede rode draad bespreekt het leraarschap als serieus vakmanschap, terwijl de vakmensen om tal van redenen niet in de gelegenheid zijn hun vakmanschap uit te voeren zoals ze zouden willen.
Westerbeek schrijft daarover in Achtentwintig uur waarin ze vertelt over de vier van de zeven uur per week die ze zelf voorbereidt:
... Zo gaf ik een wetenschappelijk onderbouwde schrijflessenserie waar een Onderwijsraadcollega ooit op promoveerde, extra formatieve toetsen met uitgebreide feedback, voor elke les een nieuwe PowerPoint met plaatjes en filmpjes, en doordachte extra oefeningen van internet. Het is echt leuk om zo over het vak te mogen nadenken, om wetenschappelijke literatuur te mogen koppelen aan je praktijk. De zon– en maandagen gaan er voor een groot deel aan op, maar wat geeft het?
Alleen, een leraar met een voltijds aanstelling van geeft 28 uur les. Per lesuur is er dus minder dan een halfuur tijd om voor te bereiden en na te kijken. Wacht even, dat kan niet kloppen. Nee, toch: minder dan een halfuur. Om het nog maar niet te hebben over je vakkennis bijhouden, met je sectie overleggen, gesprekken met ouders en leerlingen, laat staan het lezen van adviezen van de onderwijsraad.
Op linkedIn komen dagelijks tientallen leuke studiedagen en conferenties langs. Inspiratiesessies over nieuwe werkwijzen. Studiemiddagen over Volledig Leren. Bijeenkomsten van de Radboud Universiteit over moderne literatuur, speciaal voor leraren. Maar die dagen worden vooral bezocht door medewerkers van onderwijsonderzoeksbureaus, adviesraden, het ministerie en van onderwijsbegeleidingsdiensten…
Westerbeeks conclusie sluit aan bij wat Jacquelien Bulterman in Het lerarentekort. Pleidooi voor vakmanschap betoogt, namelijk dat er een kloof is tussen de wereld van de vo onderwijspraktijk en die van beleidsmakers en wetenschappers:
Dus ik begin - na twintig jaar als medewerker van onderwijsonderzoeksbureaus, de Onderwijsraad, het ministerie en een onderwijsbegeleidingsdienst van alles gevonden te hebben van leraren - nu zowaar de zaken vanuit hun perspectief te bekijken. Als leraar werk je je rot in een baan die je nooit naar je eigen standaarden kunt uitvoeren, en moet je wat leuk en interessant is vaak uit handen geven aan mensen die achter hun bureaus meer zitten te verdienen dan jij.
Als leraren voor de klas staan, schrijft Westerbeek in Tijd voor focus,
kun je ze niet spreken, na elke les volgt weer een nieuwe les, en nog één of slechts een korte pauze waarin gesprekken met ouders of leerlingen gepland staan. Alles moet snel, sneller, snelst.“
De onmogelijkheid voor docenten hun werk te doen zoals ze zouden willen, beschrijft Westerbeek ook in de column Multicolor waar de rector de leegloop van de school besloot te keren met
…veel hip aanbod: tweetalig onderwijs, Technasium, nadruk op zorg en heel veel aandacht voor hoogbegaafde leerlingen. Dat werkte, inmiddels barst de school uit zijn voegen…
Het mooie is dat ze echt waarmaken wat ze zeggen… Alle leerlingen zijn welkom op deze school en dat levert een pracht van een populatie op.
Iedereen mag er zijn. Dat vind ik heel mooi. Maar het vraagt idioot veel van leraren en dáár vind ik ook iets van. Hoe kun je orde en rust bewaren, en naar cognitief niveau differentiëren, in een klas met 32 leerlingen van wie er drie dyslectisch zijn, twee ADD en twee andere ADHD hebben, er vier angstig of gedeprimeerd zijn, er drie met de laptop mogen werken vanwege een motorisch of ander probleem, er vier hoogbegaafd zijn, er drie de klas mogen verlaten als ze overprikkeld zijn, er vier een koptelefoon mogen gebruiken als ze dat nodig vinden, er twee keer twee niet bij elkaar mogen zitten vanwege eerdere ruzies, er eentje niet tegen spelletjes en ingewikkelde situaties kan omdat hij dan totaal over de rooie gaat, er zeven niet alle vier de lesuren Nederlands hoeven te volgen omdat ze speciale arrangementen hebben , en ze bovendien alle 32 gewoon veertien jaar oud zijn , dus puber en boos of verdrietig of vrolijk , of verliefd …?
En toch ...
Uiteindelijk blijft de lezer na het lezen van de columns achter met een positief gevoel. Niet alleen de speelse woordkeus, de anekdotes en de zelfrelativering van de auteur zorgen hiervoor. Het komt ook door de aandacht voor de betekenis van onderwijs, het contact tussen docenten en leerlingen, het kunnen maken van het verschil door docenten en dit is de derde rode draad.
In Verrassing vertelt Westerbeek over wat de leerlingen uit 2 havo antwoordden op de vraag ‘Wat doe je graag in je vrije tijd?’:
… En dan komt de brief van Safouane. Stoer ventje. Voetbal zeker? Jawel hoor voetbal. O wacht er staat nog iets. ‘In mijn vrije tijd maak ik graag mooie dingen, bijvoorbeeld een bloem van wattenstaafjes.’ Daarna volgen nog veel meer verrassende en persoonlijke uitspraken in de brieven.
Gelukkig de praktijk biedt genoeg gelegenheid om te voorkomen dat je verwachtingen vastroesten. En dat maakt het nou juist zo leuk.”
En in Boekenclub:
‘ Mevrouw?’
‘ Ja Saad’
‘Mag ik mijn stoel even bij u schuiven?’
Saad - stoere gast, zware zwarte lokken en altijd in trainingspak - schuift een stoel dicht bij mijn bureau. Hij kijkt rond en praat zacht, blijkbaar is dit niet voor ieders oren bestemd.
Tenslotte
Westerbeeks columns en rode draden spreken voor zich. Docentschap is een veelzijdig en prachtig vak. Er is dringend behoefte aan meer ruimte voor (startende)docenten zich tot vakmens te blijven ontwikkelen. Het is belangrijk het vakkundig perspectief van de docenten daarbij een plek te geven, wetenschap, beleid en praktijk dus bijeen te brengen.
Westerbeek zegt daarover in Tijd voor focus:
Het is waardevol om wekelijks in twee werkwerelden te mogen verkeren. Enerzijds de Onderwijsraad met zijn rust, ruimte voor nadenken, dialoog tussen volwassenen en goede koffie en anderzijds de school, die bruist van jong leven, met vuile toiletten en leraren die altijd aan het vliegen en rennen zijn naar hun volgende afspraak.
Karin Westerbeek (2023). Mevrouw, mag ik eerder weg? Columns over hoe een onderwijsadviseur het eraf brengt als leraar. Phronese
Tanja de Ruijter
Rector van Huizermaat en redacteur van DNM
tdruijter@gsf.nl