DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Navolgbaarheid
Reactie van Wilfried Admiraal op 'Vermijd bewijsmateriaal'
Wilfried Admiraal hoogleraar Technology enhanced Teaching and LearningIn DNM-Online ging Jan Bransen in een beschouwing in op het - kennelijk overschatte - belang van bewijs uit onderwijsonderzoek voor de verdere ontwikkeling van het onderwijs. En dan met name het primair en voortgezet onderwijs, inclusief het voorbereidende beroepsonderwijs. De essentie van de beschouwing, met de prikkelende titel “Vermijd bewijsmateriaal! Over onderwijs en evidence”, is dat te veel waarde gehecht wordt aan bewijs uit onderwijsonderzoek voor de onderwijspraktijk, het zogenaamde evidence-informed onderwijs, en dat dit ten koste gaat van goed onderwijs. De tendens van de beschouwing lijkt vooral te zijn om wat tegengewicht te geven in deze discussie.
Maar de discussie zou niet moeten gaan over wel of niet evidence-informed onderwijs, maar over wat bewijs in het onderwijs en het onderwijsonderzoek is, wie dit bewijs maakt en hoe je eraan komt. In het voorbeeld over een mogelijke plaats delict maakt de auteur zelf al onderscheid tussen feiten en bewijs (ergens voor), ofwel bewijs als een interpretatie van feiten. In onderwijs komt dergelijk bewijs tot stand via onderzoek naar het onderwijs, maar ook via ervaringen uit de onderwijspraktijk. Dat betekent ook dat op basis van zowel onderzoek als onderwijs bewijs tot stand komt, door mensen met een onderzoeksrol en mensen met een onderwijsrol. Overigens zijn in onderwijs en onderwijsonderzoek beide rollen dikwijls verenigd in één persoon.
Maar als zowel onderzoek en onderwijs bewijs kunnen leveren, is alles dan bewijs? Om bewijs te gebruiken -voor de onderwijspraktijk en voor vervolgonderzoek- moet bewijs op een navolgbare manier tot stand zijn gekomen opdat de gebruiker kan inschatten of het het waard is om het bewijs te gebruiken. Navolgbaar betekent dat er een systematiek is gevolgd waarvan de procedure transparant is en de resultaten ervan gedeeld kunnen worden.
Wellicht dat in deze navolgbaarheid van het bewijs het echte probleem schuilt waar de beschouwing over zou moeten gaan. Niet iedereen heeft toegang tot het bewijs en dat heeft meerdere oorzaken. Iemand heeft niet de toegang tot de bronnen, heeft onvoldoende tijd om zich op de hoogte te stellen van het bewijs en hoe dit tot stand is gekomen, of beschikt niet over het juiste repertoire van kennis en vaardigheden om zich het bewijsmateriaal eigen te maken. Omgekeerd, verdwijnt veel bewijs achter afgesloten websites, vereist de omvang ervan een behoorlijke tijdsinvestering om te doorgronden en is veel bewijs geleverd op een manier die specialistische kennis en vaardigheden vereist. Maar ook een gebrek van waardering van het bewijs kan een rol spelen dat het niet wordt gebruikt, hetzij omdat het bewijs niet relevant wordt gevonden, hetzij omdat het gebruik ervan niet belangrijk wordt gevonden.
Mijn conclusies is dan ook dat evidence-informed onderwijs wél van belang is voor goed onderwijs en dat dit in veel gevallen ook al het geval is. Maar ook dat we verder moeten werken aan de navolgbaarheid van het bewijs. Het geeft docenten de mogelijkheid om inzichten van buiten hun eigen onderwijspraktijk in hun onderwijs te gebruiken. Beargumenteren dat dit niet zou moeten, ontneemt docenten een mogelijkheid om hun onderwijs te verbreden, te verdiepen, te verrijken en te verbeteren, en om hun beroep nog interessanter te maken.
Wilfried Admiraal
Hoogleraar Technology enhanced Teaching and Learning, verbonden aan het Centre for the Study of Professions of Oslo Metropolitan University.
w.f.admiraal@oslomet.no.
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem