DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Stapelen: soms is het goed dat er een omweg is
Leestip
Jeroen Onstenk, emeritus lector en redacteur van DNMStapelen was decennialang dè manier voor begaafde mensen uit ‘eenvoudige milieus’ om hogerop te komen. In de praktijk betekende dat een langer traject door het onderwijs of vaak jarenlang zwoegen in de avonduren voor een onderwijsakte of een diploma boekhouden of technisch tekenen. Met de komst van de Mammoetwet zou dat, zo was de bedoeling, gestroomlijnd worden. Iedereen moest voortaan zo jong mogelijk via enkele stappen op een passend onderwijsniveau komen. De middenschool was enkele jaren later een poging gelijkheid te bevorderen en de noodzaak van stapelen te voorkomen door de selectie uit te stellen. In 1999 probeerde Ritzen stapelen tegen te gaan door de doorstroom in de reguliere trajecten te verbeteren. Maar stapelen komt nog altijd voor, met name na een start in het vmbo. In deze longread bespreken we een drietal publicaties, twee recente en één uit 2008, waarin oud-leerlingen van mavo, lts en vmbo terugkijken op de onderwijsroute die ze hebben afgelegd.
Mavoklanten
De directe aanleiding voor deze beschouwing is de met veel publiciteit omgeven verschijning van het boek ‘Mavoklanten. Inspirerende interviews over een onderschatte school’ van Jim Jansen en Peter de Brock. Het boek bevat 21 interviews met mensen die op de mavo hun middelbare schooltijd begonnen en allen succesvol en bekend in zijn geworden. Ze zijn journalist, minister, ondernemer, hoogleraar, chef-kok, striptekenaar, muzikant, acteur, cabaretier of topsporter geworden. Er wordt niet echt een verantwoording gegeven van de keuze van geportretteerden, waarschijnlijk deels vanwege hun bekendheid. De ondertitel van het boek verwijst naar de onderschatting van de mavo, wij verwachtten daarom dat dit boek een eerbetoon zou zijn en een ander beeld zou schetsen. Maar lang niet alle geïnterviewden zijn positief. Er zijn weliswaar enkelen die een bevlogen docent zijn tegengekomen en mooie herinneringen hebben, maar het gaat opvallend vaak over slechte leraren en ‘giftige’ klassen.
De verhalen vormen een boeiend geheel, ook door de kleurrijke verzameling geportretteerden. Er is veel variatie. Van een hoogleraar sociologie (Jeroen van de Waal) die na een afgebroken mavo de grote vaart opgaat en via de Open Universiteit uiteindelijk hoogleraar wordt, tot ondernemer John van Zweeden die de mavo niet heeft afgemaakt. Opvallend is dat bijna alle geïnterviewden een hoger schooladvies hadden dan mavo, maar door persoonlijke omstandigheden (thuissituatie; eigen gedrag) op de mavo terecht kwamen. Verrassend is de jojo loopbaan (van vwo naar mavo en toen weer havo) van Dieuwertje Blok, die zichzelf terugkijkend te speels en met te veel onrust vond. Minder verrassend (want door henzelf al vaak genoemd) zijn de mavostart van Paul de Leeuw en mavo als hoogste diploma van Youp van t Hek. Opvallend veel mensen die in het boek aan het woord komen, hebben een lerarenopleiding of pabo gevolgd. De (soms) korte loopbaan in het onderwijs, blijkt trouwens een goede vooropleiding voor showbiz en tv: Marcel Van Roosmalen, Jim Jansen, Paul de Leeuw, Jochem van Gelder. Enige overeenkomst tussen cabaret, show en onderwijs is natuurlijk niet te ontkennen. Slechts een enkele geïnterviewde vindt dat hij terecht een mavo-advies had. Zo beschouwt Dennis Wiersma zichzelf als laatboeier. De minister is helaas niet gevraagd naar een mogelijke relatie tussen zijn schoolloopbaan en zijn visie op onderwijsbeleid. En dat geldt eigenlijk voor alle interviews: de interviews gaan eigenlijk maar heel summier echt over de mavo, en meer over de middelbareschooltijd van de geïnterviewden. Het is meer human interest, interessant en herkenbaar, maar als kritische reflectie op de mavo niet heel diepgaand. Een leuke anekdote lezen we in het interview met operazangeres Francis van Broekhuizen.
Francis van Broekhuizen kreeg een havo/vwo-advies, maar door de overgang van het po naar het vo en de aanwezigheid van een pestkop, deed ze de mavo. Van wiskunde begreep ze niet veel, maar van taal en cultuur des te meer. Zij vond het onbegrijpelijk dat de afsluitende werkweek van de mavo naar de Ardennen ging en die van het vwo naar Rome. Ze kaartte dit aan bij de leraar Latijn en toen bleek dat ze wel degelijk mee kon. En dus ging ze met haar schoolgenoten van het vwo naar Rome, waar zij haar eerste openbare zangoptreden gaf, maar vooral met regelmaat haar medeleerlingen onderwees over katholieke gebruiken en Latijnse teksten voor ze vertaalde. Iets wat ze hen op de terugweg nog eventjes fijntjes inpeperde.
De diepgang had kunnen komen van het vijftal essays van wetenschappers (of interviews met hen, dat is niet helemaal duidelijk) die tussen de interviews staan. Het vreemde is dat slechts twee van deze stukken, die van Sjoerd Karsten en Louise Elffers, überhaupt ingaan op de mavo. De andere drie bespreken in het algemeen problemen van opgroeiende jongeren: puberbrein, seks, adolescentie en groepsprocessen.
Mavoklanten is erop gericht een onderschat schooltype in het zonnetje te zetten. Jammer is dat het boek tegelijk bijdraagt aan onderschatting van de opvolger van de mavo: het vmbo. Het boek straalt bij de auteurs, maar merkwaardig genoeg ook bij een wetenschapper als Sjoerd Karsten, vooral nostalgie uit naar de ‘oude’ mavo. De mavo had volgens Karsten als opvolger van de mulo in de Mammoetwet, meer status gekregen en was daarmee emancipatorisch. Met het opgaan in het vmbo (1999) begon volgens hem de neergang. Het wordt door de auteurs nog een paar keer herhaald: de mavo heeft te lijden onder het imago van het vmbo. Dat praktisch alle vmbo-t leerlingen doorstromen, deels naar de havo, maar vooral naar het mbo, dat ze daar een goede beroepsopleiding kunnen krijgen en een groeiend deel ook nog doorstroomt naar het hbo wordt niet vermeld. Integendeel, Karsten wekt de indruk dat er in de oude mavo veel meer werd doorgestroomd dan sinds het deel is van het vmbo en dat dat komt door het slechte imago van het vmbo. In feite is zelfs de doorstroming naar havo vergroot in de eerste tien jaar na de omvorming tot vmbo. En ook voordat het vmbo werd, ging het grootste deel van de uitstroom van de mavo naar het mbo. In die zin was de naamsverandering een bevestiging van de feitelijke situatie.
Niet alleen vind men vmbo-t een achteruitgang ten opzichte van de mavo, de beroepsgerichte varianten kunnen helemaal geen genade vinden. Slechts een geïnterviewde, hoogleraar Psychologie Woertman, houdt een pleidooi houdt voor waardering voor ‘praktisch opgeleiden’, eigenlijk het beroepsgerichte (v)mbo. Maar verder wordt er in het boek geen aandacht aan besteed, anders dan met het benoemen van het slechte imago. Bijna alle geïnterviewden hebben de havo gevolgd na de mavo, terwijl dat in de gehele populatie een kleine minderheid is. Dat sommige respondenten aangeven dat ze ‘gelukkig niet naar de beroepsgerichte leerweg’ hoefden is begrijpelijk. Maar dat de auteurs of wetenschappers dit beeld niet hebben gecorrigeerd of in perspectief geplaatst is betreurenswaardig.
Het ontbreken van elke verwijzing naar de doorstroming vanuit mavo en vmbo naar beroepsonderwijs is merkwaardig, te meer daar Karsten de auteur is van een mooie geschiedschrijving van het beroepsonderwijs als ‘hoofdstroom van het Nederlands onderwijs’. Alleen Elffers benoemt de vroege selectie als het probleem van het Nederlands onderwijs en bepleit bredere schoolgemeenschappen, terwijl dat volgens Karsten de grootste vergissing is van de hele vmbo-operatie. Zonder dat expliciet te benoemen geeft hij meteen ook aan wat het probleem is: scholen zijn meteen begonnen het vmbo af te splitsen. En in veel gevallen is het vmbo-tl apart gezet van de andere vmbo-stromen en werd de oude naam gehandhaafd, waarbij er soms zelfs naar verwezen wordt als een ‘categorale mavo’.
Vmbo: een perfecte start
Hoe anders is dit in een ander recent verschenen boek, Een perfecte start. 21 portretten van succesvolle ondernemers. De samensteller en uitgever Jan van Wijgerden is een voormalig lts-er die uitgroeide tot ICT-ondernemer. Hij wil met het boek laten zien dat vmbo een goede start kan zijn van een succesvolle carrière als ondernemer: ‘Ik wil vooral dat ouders straks met trots zeggen dat hun kind naar het vmbo gaat’. In het boek komen 21 ondernemers uit de regio Gorinchem Rivierenland aan het woord die ooit allemaal op het vmbo (en dan vooral de lts ) begonnen: ’Ik had in no time een lijst met 21 namen van ondernemers uit de regio. Mensen denken misschien dat ik de uitzonderingen heb opgezocht voor dit boek, maar dat is zeker niet zo. Als ik had gewild, had ik met gemak de verhalen van wel 50 ondernemers uit de regio in dit boek kunnen bundelen.’ Het gaat alles bijeen om een zeer diverse groep ondernemers, van horecaondernemer tot makelaar, van aannemer tot eigenaar van een zorgbedrijf. Ook Kommer Damen van Damen Shipyards is op het vmbo (toen nog mulo) begonnen.
Alle geportretteerden zijn ‘stapelaars.’ Veel geïnterviewden hebben bewust gekozen voor een praktische opleiding en zijn gestart op de lts, en vervolgens naar de mts en soms de hts, gegaan. Een paar zijn gestart op mulo of mavo. Een enkele keer was de start huishoudschool en vervolgens naar meao, en deels heao. Velen benadrukken ‘praktijkman’ te zijn. Veel geïnterviewden werken in een familiebedrijf of hadden ondernemers in de familie. De geïnterviewden lts-ers zijn positiever over het onderwijs dan de mavo’ers. Wel wordt regelmatig een inspirerende leraar genoemd. Niet iedereen beveelt de gekozen (om)weg aan. Sommige geïnterviewden zijn sceptisch over het vmbo, maar om de omgekeerde reden dan bij Mavoklanten: het praktisch karakter van de lts wordt bedreigd.
De Nederlandse droom
De beperktheid van het perspectief in Mavoklanten wordt ook duidelijk als we het vergelijken met een boek van 15 jaar geleden over hetzelfde onderwerp, met eenzelfde opzet, maar met een heel andere maatschappelijke inzet: De Nederlandse droom van Paul van Liempt (2008). Ook dit is een interviewboek over de (onderwijs)loopbaan van een aantal bekende Nederlanders vanuit het perspectief van de fenomenen stapelen en laatbloeien. Alleen al de titel laat de andere insteek van dit boek zien: ‘Waar Amerika de selfmade man huldigt, koesterde Nederland jarenlang zijn eigen droom. Doorstroming in het onderwijs bood iedereen de kans hogerop te komen in de maatschappij. Stapelaars werden ze genoemd, de mannen en vrouwen die hun droom waarmaakten door na de lts, de mulo of de mavo telkens een nieuwe trede van de ladder te beklimmen. Dubbeltjes konden kwartjes worden en soms lag er nog meer in het verschiet. Onderwijs was duur, zeker als de eindstreep niet langs kaarsrechte lijnen maar via een omweg werd bewandeld. Het adagium was: duur onderwijs is altijd nog goedkoper dan onwetendheid’
Zowel de auteur als een groot aantal geïnterviewde stapelaars, waaronder de toenmalige CDA-minister van onderwijs (Maria van der Hoeven) en die van volksgezondheid (Ab Klink) betonen zich een sterk voorstander van stapelen als tweede kans. En er worden door het kabinet Balkenende waar ze deel van uitmaken ook maatregelen genomen. Ze nemen afstand van het beleid van Jo Ritzen. Daarmee ontstaat een heel ander beeld dan in Mavoklanten: daar lijkt het alsof er sinds Ritzen een duidelijke afname stapelen is. Van Liempt wijst er ook op dat met name voor kinderen van immigranten stapelen en tweede- of derdekans onderwijs belangrijk is. Een standpunt dat door Aboutaleb en Marcouch sterk wordt ondersteund en nog steeds relevant is.
Het gaat in De Nederlandse droom grotendeels om een heel ander, meer ‘klassiek’ type ‘laatbloeiers’ en stapelaars dan in Mavoklanten: zes politici, waaronder drie (ex-)ministers en twee politici met een migratiegeschiedenis (Aboutaleb; Marcouch); vijf hoogleraren, waaronder een wetenschapper met een immigratiegeschiedenis (David Pinto), Rob van Wijk en de bekend-beruchte Paul Cliteur; een stel topmanagers, werkzaam bij Stork, NS, KPN, Bond van uitzendbureaus, Fortis, Philips/PSV (Harry van Raay); en tenslotte een bisschop (opgeleid als elektrotechnicus!). De combinatie van de belangstelling van de interviewer met de maatschappelijke functies van de geïnterviewden verklaart wellicht dat ze veel vaker dan in Mavoklanten uitspraken doen over de maatschappelijke betekenis (en hindernissen) van stapelen.
Hoewel ook dit boek ‘mavo’ in de (onder)titel heeft (Van mavo tot professoraat: hoe stapelaars de top beklommen), gaat het niet alleen om mavo, maar ook om lts’ers (of een Marokkaanse opleiding op vergelijkbaar niveau). Deels hebben ze ‘gestapeld’ via avondonderwijs (o.a. avond-hbs en boekhouddiploma’s). In alle gevallen is er sprake van een vanuit de traditie, ouders of leerkracht beperkte keus bij de overgang van basis- naar voorgezet onderwijs. Maar niemand noemt een hoger advies, ook al was soms duidelijk dat men ‘meer in zijn/haar mars had’. In diverse verhalen komen ervaringen met standsverschil en discriminatie naar voren, zowel in de onderwijskeuze als in de onderwijspraktijk zelf. Maar in veel verhalen komt ook een leraar naar voren die wat in hen zag en hen gestimuleerd heeft. Bijna allemaal leggen de geïnterviewden veel nadruk op hard werken. Een aantal spreekt ook een voorkeur uit voor klassiek onderwijs waarin de nadruk ligt op kennis en vaardigheden en de leraar onderwijst. Een vernieuwing als het studiehuis kan bij stapelaars niet op veel steun rekenen. Het vmbo daarentegen wordt positief besproken.
In een uitvoerig inleidend essay bespreekt Paul van Liempt de aandacht die er ook vanuit de SER (Rinnooy Kan) en mbo-raad was voor stapelen, laatbloeiers en tweede kansen voor beter onderwijs en herstel van de Nederlandse droom. Vooral de doorstroom vmbo-mbo-hbo achtte men van grote betekenis voor de kenniseconomie én voor de emancipatie van allochtone jongeren. Hogescholen slagen er meer dan universiteiten in om jongeren die uit gezinnen komen waar ze de eersten in de familie zijn die verder studeren naar een hoger plan te tillen. Men nam afstand van critici die het stapelen van studies als ‘oneigenlijke’ en ‘inefficiënte’ leerwegen betitelen.
Slot
In zekere zin zouden we kunnen zeggen dat de Nederlandse droom is uitgekomen. Bijna alle jongeren zijn stapelaar geworden en volgen na het basisonderwijs minimaal twee opleidingen. Een groot deel bereikt hoger onderwijs, zij het dat sommigen daar meer stappen en tijd voor nodig hebben. Het systeem is niet minder selectief geworden: niet iedereen komt even hoog en de consequenties voor jongeren met geen of een laag mbo-diploma zijn groter geworden.. Wat de boeken goed laten zien is dat een lage start niet per se een laag einde hoeft te betekenen. Voor een deel van de leerlingen is het goed dat er ook een de omweg is. Er worden nog steeds te lage schooladviezen gegeven en sommigen ontdekken later hun talenten of motivatie. Door kunnen stromen blijft belangrijk in het tegengaan van segregatie en kansengelijkheid, met name voor leerlingen met een migratieachtergrond. Onderwijsbeleid en scholen moeten die mogelijkheden openhouden en bevorderen. Dat doen ze niet altijd. Recent is bijvoorbeeld de doorstroom van vmbo-t naar havo vergemakkelijkt doordat scholen geen extra eisen meer mogen stellen.
Wat de boeken ook goed laten zien is de veelvormigheid van schoolloopbanen. En het belang van persoonlijke eigenschappen (negatief: gedragsproblemen of gebrek aan zelfvertrouwen; positief: wilskracht; doorzettingsvermogen) en talenten (cultuur; sport; ondernemerschap).
We kunnen ook de maatschappelijke veranderingen aflezen aan deze boeken. Waar in 2008 zo veel mogelijk doorstroming naar het hoger onderwijs zonder meer een positief doel is, wordt daar tegenwoordig (nu dat ideaal in zo grote mats is gerealiseerd) anders tegen aan gekeken. Hebben we niet teveel hoger opgeleiden, gaat de kwaliteit niet achteruit? Maar ook: levert de onderwijsrace met hoger onderwijs als norm niet teveel stress op? De kritische opmerkingen hieromtrent in Mavoklanten zijn terecht. Al levert het in dat boek wel een vraag op: als het met de doorstroming zo slecht gesteld is, waar komt dan die grote groei vandaan. Zou dat helemaal aan de hogere instroom liggen?
De Nederlandse Droom staat nadrukkelijk in de traditie van benutten van talent. De geïnterviewden zijn ook een stuk ‘serieuzer’ dan die bij Mavoklanten. Vraag is of dat alleen toeval is door de keuzes die de auteurs gemaakt hebben, of dat het ook iets zegt over de veranderende maatschappij. Hoewel de keuzes van Mavoklanten wat ad hoc lijken en mogelijk gekleurd door het netwerk van de auteurs, is het waarschijnlijk geen toeval dat de sectoren waar ze aan de top zijn gekomen nogal verschillen. Politici en hoogleraren komen minder dan vroeger uit de ‘lagere’ klasse. Een deel van de geïnterviewden uit Droom zou nu een hoger advies gekregen hebben en hoger gestart zijn. Eigenlijk zijn de meeste geportretteerden in Mavoklanten geen typische stapelaars. Ze bereiken grotendeels een ‘hoger’ niveau zonder veel moeite, maar het bereikte opleidingsniveau interesseert hen niet echt en is ook minder relevant voor hun loopbaan. De cultuur- en mediasector is belangrijker geworden als terrein van excellentie en het onderwijsniveau speelt er een minder grote rol. Het gaat daar om andere kwaliteiten. Dat geldt ook voor ondernemers, al zijn de meeste ondernemers uit Perfecte start wel degelijk gericht op hogere diploma’s (met praktische relevantie).
Beroepsgerichte opleidingen blijken in Een perfecte start en De Nederlandse Droom een prima uitgangspunt voor een goede loopbaan. (Stage)discriminatie door werkgevers maakt dat juist voor de jongeren met een migratieachtergrond soms lastig. Mavoklanten is vanuit dat perspectief tamelijk cynisch. Dit boek laat goed zien waarom de pogingen van de huidige minister van hoger onderwijs om de status van het beroepsonderwijs op te vijzelen en mbo als een vorm van hoger onderwijs te zien zowel erg nodig als erg lastig zijn.
Jim Jansen & Peter de Brock (2023). Mavoklanten. Inspirerende interviews over een onderschatte school. Luitingh Sijthoff.
Jan van Wijgerden (2022). Een perfecte start. 21 portretten van succesvolle ondernemers. Eigen uitgave.
De verhalen in het boek zijn opgeschreven door tekstschrijver/journalist Matthijs Daniels. De fraaie portretfoto’s zijn van Ferry Verheij. Eigen uitgave, te via bestellen info@eenperfectestart.nl. Scholen kunnen het boek met korting aanschaffen.
Paul van Liempt (2008). De Nederlandse Droom. Van mavo tot professoraat: hoe stapelaars de top beklommen. Arbeiderspers 2008.
Een oude uitgave en niet meer te krijgen.
Jeroen Onstenk
Redacteur DNM en emeritus lector Pedagogisch-Didactisch Handelen in het Onderwijs aan Hogeschool Inholland
jeroenonstenk@outlook.com
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem