DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Vooruitblik op DNM 4.4
Arie Olthof, bestuurssecretaris bij CKC Drenthe en zzp’erIn een lezersbrief in NRC Handelsblad van 27 oktober jl. vraagt Jan Berendse, docent wiskunde aan een school in Oudenbosch, zich af of de twaalf onderwijsvrije weken per jaar nog wel van deze tijd zijn. De werkdruk in het onderwijs wordt volgens Berendse mede veroorzaakt door de piekbelasting in het onderwijs: al het werk moet in slechts 40 weken gebeuren. Hij roept de nieuwe minister van Onderwijs op “om eens kritisch te kijken naar het verminderen van het aantal lesvrije weken voor zowel leerlingen als docenten”.
Berendses oproep, niet origineel, maar nog altijd actueel, kwam te laat voor opname in het nieuwe regeerakkoord, dat twee weken eerder verscheen. In de paragraaf over onderwijs en onderzoek van het akkoord wordt zijdelings aandacht besteed aan het thema werkdruk: van de bijna 50 bullits die in de paragraaf betrekking hebben op primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, gaat er slechts één expliciet over werkdruk. En dan ook nog over werkdruk in het primair onderwijs, dat 450 miljoen euro tegemoet kan zien “om de werkdruk te verlagen. Taakverlichting kan plaatsvinden door aanstelling van conciërges en ander onderwijsondersteunend personeel en door klassenverkleining.” Het is natuurlijk fijn als “conciërges en ander onderwijsondersteunend personeel” taken van docenten overnemen, maar het blijft de vraag of de werkdruk er echt door wordt verlaagd. Het programma wordt er niet minder vol door en dat programma moet nog altijd in dat beperkte aantal weken worden afgewerkt. En klassenverkleining? Wie gaat er lesgeven aan die afgesplitste klassen? Met het lerarentekort zal het lastig zijn op korte termijn extra docenten aan te trekken? Oh ja, dat lerarentekort, dat probleem had het nieuwe kabinet even niet geadresseerd op het boodschappenlijstje.
Want zo kun je de onderwijsparagraaf wel typeren: rijp, groen, nieuw, oud, concreet, algemeen; het is een ratjetoe. Als ik zaterdag de boodschappen doe, gaat de meeste tijd zitten in het voorwerk: het bedenken van wat we de komende dagen gaan eten. Vanuit de recepten stel ik dan mijn boodschappenlijstje samen. Dat lijstje geeft een aardig beeld van de aanstaande maaltijden in huize-Olthof. Welk onderwijsmaaltijden het nieuwe kabinet wil gaan presenteren – excuses voor de lelijke beeldspraak - blijft gissen. Ik heb het idee dat er eerst en vooral heel veel ingrediënten zijn aangedragen en dat vervolgens, om de mêlee enigszins te structureren, de voorgenomen maatregelen zijn opgehangen aan een aantal lekker bekkende kopjes, die helaas lang niet altijd de lading dekken. Neem de maatregelen onder het kopje “Ruimte, vertrouwen en verantwoording”: die ademen eerst en vooral wantrouwen uit. Alsof scholen niet doelmatig omgaan met de lumpsum, extra geld niet wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is, scholen pas echt werk gaan maken van burgerschap als de inspectie er scherp op toeziet, enzovoorts.
We zouden ons over dergelijke beelden enorm kunnen opwinden, maar in plaats van die negatieve beeldvorming te bestrijden, lijkt het me veel productiever en ook bevredigender om in de sector de professionele verantwoordelijkheid verder te ontwikkelen en onszelf en elkaar scherp te houden door middel van vormen van externe feedback. Op dit vlak zijn er volop interessante ontwikkelingen gaande. In het magazinedeel van DNM 4.4 besteden we er in twee artikelen aandacht aan: Dick van der Wateren schetst de start van de pilot schoolzelfevaluatie in het funderend onderwijs, terwijl José Hermanussen en Patricia Brouwer stilstaan bij de vraag wat ervoor nodig is de audits in het middelbaar beroepsonderwijs ontwikkelingsgerichter te maken.
Naast het wantrouwen ten opzichte van de onderwijssector dat het regeerakkoord soms ademt, steekt ook het gebrek aan samenhang, analyse en onderbouwing. Ik snap ook wel dat het regeerakkoord te uitgebreid zou worden, maar nu lopen we het risico dat de voorgestelde maatregelen op zich worden “opgepakt en weggezet” binnen het ministerie. En dat daar werkelijk gedacht wordt dat de werkdruk alleen iets zou zijn dat in het primair onderwijs speelt en dat de – nog niet zo gemakkelijk uit te voeren - maatregelen klassenverkleining en het aanstellen van conciërges en ander onderwijsondersteunend personeel volstaan. De druk die in de hele sector wordt ervaren, komt voor een belangrijk deel voort uit de diffuse manier waarop het onderwijs wordt aangestuurd: onderwijsinstellingen hebben niet alleen te maken met sturing vanuit OCW – een sturing die op zich ook al niet eenduidig is. Daarnaast spelen natuurlijk ook andere ministeries een rol, maar het meeste druk ervaren onderwijsinstellingen van dat hele brede middenveld met een baaierd aan organisaties die meer of minder direct aan de overheid zijn gelieerd en alle op eigen manieren invloed uitoefenen op onderwijsinstellingen. Henno Theissens, Edith Hooge en Sietske Waslander hebben het in dit verband over “netwerksturing”. In hun artikel in het magazinedeel van DNM 4.4 staan ze uitgebreider stil bij de achtergrond en effecten van netwerksturing in het onderwijs. In zekere zin sluit het artikel van Joke Hermes en Michiel Zonneveld over vertooganalyses daar mooi bij aan. De dialoog over onderwijs wordt dikwijls gevoerd vanuit één bepaalde invalshoek: het maatschappelijk belang van het onderwijs (burgerschap), de intrinsieke waarde van onderwijs (Bildung), of de economische waarde van onderwijs (rendement, kwalificatie). Aan de hand van de Gelijke Kansen Agenda laten ze zien dat in de discussie daarover alle drie de invalshoeken oftewel vertogen een rol spelen.
Om nog weer even terug te keren naar het artikel van Theissens c.s. over netwerksturing: om het diffuse netwerk rond onderwijsinstellingen en de werking ervan te illustreren, verwijs ik naar het grote aantal nieuwsbrieven van allerlei organisaties en instellingen dat je in de loop van een werkweek als schoolleider of –bestuurder ontvangt. Je mailbox er compleet voor afsluiten, is niet wenselijk: je loopt dan toch de kans iets te missen waarop je in een later stadium wordt aangesproken. Anderzijds: met alles wat je aangereikt krijgt, iets doen, kan ook niet, omdat het absorptievermogen van de instelling en de mensen die er werken, beperkt is. Er moeten dus keuzes worden gemaakt, typisch een verantwoordelijkheid voor het leiderschap binnen de instelling. Leiderschap is immers ook begrenzen.
En met het thema leiderschap zijn we aangekomen in het focusdeel van DNM 4.4, dat geheel in het teken staat van onderwijsleiderschap. Begin 2017 hebben we leiderschap, een thema dat ons toch al na aan het hart lag, centraler gezet, door het expliciet op te nemen in de titel van ons medium: DNM, vakblad over onderwijs en leiderschap. Tijdens de lezersbijeenkomst in juni hebben we de toekomst van het onderwijsleiderschap nader verkend, een verkenning die een aantal auteurs hebben doorgezet, wat nu resulteert aan een bont palet van artikelen in het focusdeel, onder andere over gespreid leiderschap, over leidinggeven aan vernieuwing, enzovoorts.
Leiderschap is overigens niet alleen begrenzen: het is soms ook het vermogen om mensen mee te krijgen in het verruimen van grenzen, bijvoorbeeld de grens van de 12 lesvrije weken waar Jan Berendse het over had. Zie boven.
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem