DNM-Online Boeken en beschouwingen

 

DNM-Online
 

 

maandag 05 november 2018

Vooruitblik op DNM 5.4

Gerritjan van Luin en Pieter Leenheer

FOCUS DNM 5.4 Een enkele keer bedenk je als redactie een thema voor het themagedeelte van je blad dat tegen de tijd van verschijning onverwacht actueel blijkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor het thema van de Focus van de komende DNM. Die Focus gaat over een van de taaiste problemen in onderwijsland: waarom het toch zo moeilijk is tot een sterke beroepsgroep van leraren te komen. Toen we dat thema eind 2017 bedachten, was dat vooral omdat een paar van ons al wat langer met dat thema bezig waren. Maar in de eerste helft van 2018 werd het alsmaar actueler, vooral door de ophef rondom het lerarenregister. Alle gedoe resulteerde in de opheffing van de Onderwijscoöperatie en het besluit van minister Slob om nu eerst maar eens te investeren in de totstandkoming van onderop van zoals hij dat in zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 11 juni jl. noemt, een stevige, representatieve beroepsgroeporganisatie. Dat is naar zijn oordeel een van de randvoorwaarden die op orde moeten zijn voordat er verder gewerkt aan kan aan de implementatie van het register. Tot die tijd, aldus de minister, maken we een pas op de plaats met het wettelijk verplicht stellen ervan

Al met al dus een goed moment om eens te kijken wat we kunnen leren van alles wat er de afgelopen 25 jaar op dit thema gebeurd is en welke verstandige stappen er voorwaarts te zetten zijn. Het idee dat een sterke beroepsorganisatie nodig is om de positie van leraren te versterken, stamt uit het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw. In die tijd stond het leraarsberoep er in menig opzicht beroerd voor en de Commissie Toekomst Leraarschap oftewel de Commissie Van Es moest een uitweg bedenken. In 1993 publiceerde ze Een beroep met perspectief met daarin onder meer een pleidooi voor een beroepsorganisatie van leraren die verantwoordelijk zou zijn voor een beroepsstandaard en een beroepscode. Inmiddels zijn we vijfentwintig jaar verder en lijkt die beroepsorganisatie verder uit zicht dan ooit, doordat de beroepsgroep leraren zeer verdeeld is, iets dat – om de woorden van de minister aan te houden - ‘ervoor zorgt dat geen enkele organisatie met recht namens “de leraar” lijkt te kunnen spreken’.

Dat laatste wijst op een fundamenteel probleem: de mate waarin onderwijsgevenden een bepaalde beroepsidentiteit delen. Een deel van de bijdragen gaat daarover, bijvoorbeeld die van economieleraar Ton van Haperen en filosofieleraar Jan Verweij, maar het kwam ook luid en duidelijk aan de orde in een panelgesprek met een zevental leraren. Wat de een meer zijdelings en de ander meer expliciet als probleem benoemt, is het isolement van de leraar, je terugtrekken in de beschutting van het klaslokaal, onderwijs bekijken vanuit je eigen plek in plaats vanuit het grotere geheel. Bij gebrek aan consensus over de vraag wat goed onderwijs is, heeft dat gedrag, aldus DNM-redacteur Renée van Schoonhoven, bepaald een zekere rationaliteit. Aan de andere kant houdt het wel de verdeeldheid en dus de zwakte van de beroepsgroep in stand. Bij ons riep dat alles daarom de vraag op, in hoeverre de lerarenopleiding kan bijdrage aan de bredere blik die nodig is om tot een sterkere beroepsgroep te komen. Die bijdrage, aldus hoogleraar onderwijskunde Klaas van Veen, kan niet anders dan bescheiden zijn. Het meeste moet gebeuren in het werkende leven.

Een ander deel van de bijdragen gaat vooral over processen die in meerdere of mindere mate de ontwikkelingen binnen de beroepsgroep hebben beïnvloed. Onderwijsjournalist Ronald Buitelaar gaat na wat er terecht is gekomen van het idee dat de deregulering zou helpen de professionele ruimte van de leraar te vergroten. Jan Verweij, ooit lid van het Platform Onderwijs2032, knoopt zijn idee van de beroepsidentiteit van leraren vast aan een terugblik op de ongelukkig verlopen dialoog over het Platform-advies. Tegenover die wat sombere verhalen staat overigens een optimistischer stuk van René Kneyber en Jan van de Ven, over wat Het Alternatief teweeg heeft gebracht. Dit deel sluiten we af met een terugblik op de mislukking van de eerste en tot zover enige poging een beroeporganisatie van onderwijsgevenden van de grond te krijgen, de Onderwijscoöperatie. Gevolgd door een beschouwing over het lerarenregister, de nagel aan de doodskist van diezelfde coöperatie. Aan het slot van de Focus trekken we voor zover mogelijk een aantal lessen uit het voorafgaande. Maar daarvoor moet u maar DNM 5.4 lezen. Nu eerst een vooruitblik op het magazine-deel van DNM 5.4.

 

MAGAZINE DNM 5.4 Naar geluk kun je grofweg op twee manieren kijken. Met een objectieve blik kijk je naar de mate waarin factoren als een goede gezondheid, voldoende geld, een lang leven, een zorgzame familie zorgen voor een gelukkige staat van zijn. In de subjectieve variant heeft geluk niet te maken met welzijn, maar met tevredenheid, je goed voelen, zingeving ervaren. De psycholoog Martin Seligman is aanhanger van die subjectieve variant en grondlegger van de positieve psychologie. Hij vertaalde de inzichten daaruit naar het onderwijs. Saskia Tjepkema, Eefje Teewisse en Annechien van Buurt beschrijven in hun artikel, onder andere op basis van langdurige ervaringen van schoolleiders uit het buitenland, hoe leidinggeven aan positief onderwijs kan bijdragen aan het zichzelf kunnen versterken van leerlingen en medewerkers.

Positief onderwijs is vooral intern gericht: het bouwen aan een school waarin de focus op het floreren van leerlingen en medewerkers ligt. Freerk Wortelboer en Tom van Oeffelt hebben in een ontwikkeltraject een aantal teamleiders geholpen om juist meer naar buiten te kijken: welke ontwikkelingen zijn belangrijk voor ons onderwijs? En wat gaan we als leidinggevenden ermee doen? Over dit traject waarin op een transformatieve manier teamleiders ondersteund werden om - zoals de auteurs dat noemen - responsiever te worden, gaat hun bijdrage aan het magazinedeel.

Binnen en buiten spelen beide bij samenwerkingsverbanden, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering voor passend onderwijs in een regio. De deelnemende besturen hebben de opdracht om zowel verantwoordelijk te zijn voor die opdracht als voor het realiseren van de doelstellingen van hun eigen schoolorganisatie. Dat levert soms spanning in de verhoudingen op en/of spanning in de manier waarop het bestuur en toezicht van een samenwerkingsverband is geregeld.  Sietske Hendriks en Miriam van der Vaart gaan in hun hun artikel op die spanningsvolle verhoudingen in en schetsen hoe daar beter mee omgegaan kan worden als je een samenwerkingsverband beschouwt als een netwerkorganisatie.

Over de verbinding tussen binnen en buiten gaat in zekere zin ook het artikel van Lex Sanou en Peter Lorist. Ze zetten daarin uiteen dat de belofte van praktijkgericht onderzoek dat het toepasbare kennis zou opleveren én zou bijdragen de wetenschappelijke onderwijskennisbasis niet helemaal is uitgekomen. Het onderzoek is te versnipperd gebleken om echt impact in de scholen te kunnen maken. Met Werkplaats Onderwijs ’23 zijn de lessen uit het verleden geleerd. Sanou en Lorist gaan in op dit nieuwe ambitieuze streefbeeld, waarin onderzoekers, leraren en lerarenopleiders intensief gaan samenwerken.



Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem

Leave this one empty:
Naam:
Don't fill in data here:
Reactie:
Don't put anythin in here:
CAPTCHA Image
Nog geen reacties geplaatst
Uw internetbrowser is verouderd.

Voor een goede weergave is een recente versie van uw browser vereist.