DNM-Online Boeken en beschouwingen
DNM-Online
Wie doet het beste onderzoek naar onderwijsbeleid?
Lezers lazen ook....
José MulderHet eerder dit jaar verschenen CPB-rapport Kansrijk onderwijsbeleid komt, zoals de opstellers ervan zelf zeggen, tegemoet aan de vraag naar bewezen effectieve maatregelen in het onderwijs. De eerdere hervormingen in het onderwijs, zoals het studiehuis en de basisvorming, die enkele jaren na invoering alweer deels zijn teruggedraaid, maakten dat die vraag toenam omdat werd getwijfeld aan hun effectiviteit. Kansrijker zijn het verhogen van de kwaliteit van leraren en het uitbreiden van voor- en vroegschoolse educatie voor risicoleerlingen kansrijke opties op het terrein van onderwijs.
Na het verschijnen van Kansrijk onderwijsbeleid barstte een ware stammenstrijd los. Sociologen en economen vochten elkaar de tent uit over wat goed onderzoek is en wat niet. Volgens de sociologen zou het CPB met een veel te beperkte blik onderzoeken hebben geselecteerd. Economen brachten daar tegenin dat alleen kwalitatief goed onderzoek is geselecteerd, wat ‘toevallig’ alleen door economen wordt gedaan. Al met al meer dan genoeg reden voor het Amsterdam Centre for Inequality Studies (AMCIS) om op 13 september j.l. een debat in het Amsterdamse Crea te organiseren over de vraag, welk soort wetenschappelijk bewijs van belang is voor onderwijsbeleidsanalyses. Aanwezig waren zo goed als alle strijders in de stammenstrijd, tot de laatste plaats aangevuld met geïnteresseerde toehoorders.
Die toehoorders merkten al snel dat de soep op sociale media als Twitter een stuk heter bleek te zijn opgediend dan dat die in Crea gegeten werd. Alle sprekers bleken het namelijk over de belangrijkste zaken eens. Zo bieden onderzoeken met een experimenteel design, zoals opgenomen in het CPB-rapport, waardevolle informatie over ‘wat werkt’: mits goed opgezet en uitgevoerd laten experimenten zien of een bepaalde interventie daadwerkelijk tot de verwachte uitkomsten leidt. Of anders gezegd: of een gevonden correlatie tussen beleid en bepaalde indicatoren ook daadwerkelijk een causaal verband inhoudt. Het is echter altijd de vraag in hoeverre een experimentele setting op te schalen valt naar meer personen, grotere klassen, opleidingen, scholen enzovoorts. Immers, wat in een gecontroleerde laboratoriumachtige setting werkt, kan in een klassenverband heel anders uitpakken.
Onderwijsonderzoek kan dan ook niet zonder andere, complementaire, vormen van onderzoek. Alleen al omdat vele beleidsvragen niet beantwoord kunnen worden met een experimenteel design. Analyse van onderwijsbeleid kan dan ook niet zonder onderzoek naar de mechanismen die maken dat een interventie wel of niet werkt, onderzoek naar wat er verbeterd kan worden aan de interventie, naar welke contextfactoren een rol spelen enzovoorts.
Maar wanneer kies je dan welke vorm van onderzoek? Volgens socioloog Levels bestaat er geen hiërarchie van bewijsvoering. De juiste methode hangt af van de vraag die gesteld wordt. Hoewel er niet direct commentaar kwam op deze stelling bleek gedurende de hele bijeenkomst dat economen van mening zijn én blijven dat een experiment de beste methode is om vast te stellen of een interventie werkt. Maar zoals econoom van der Klauw stelde: een goed experiment houdt veel meer in dan simpelweg wat regressies draaien. En volgens econoom Dur kunnen ook economen niet zonder praktijkkennis en econoom Plug riep zijn vakgenoten op bescheiden te zijn.
Kortom, iedereen leek het er over eens dat er verschillende vormen van bewijs nodig zijn als het gaat om analyses van onderwijsbeleid. En dat het CPB, dat de bewezen effecten van onderwijsbeleid op een rij wilde zetten, alleen experimentele onderzoeken heeft geselecteerd, vonden aanwezigen eigenlijk ook allemaal goed te verdedigen. Na zo veel bereikte consensus is het te hopen dat de aanwezige knappe koppen het bij komende onderwijsvragen aandurven om de handen in een te slaan én gezamenlijk tot het best mogelijke onderzoek te komen! Want zo’n storm als deze in het onderwijsbeleidsglas is zonde van de tijd.
José Mulder is als econoom verbonden aan het Expertisecentrum voor het Beroepsonderwijs (ecbo)
Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem